maandag 18 januari 2021

14. Maritiem transport: de Kogge

 

De kogge is in Noordwest-Europa bij uitstek het werkpaard op zee in de periode van de 13de, 14de en15de eeuw, wanneer Brugge het ‘New York van West-Europa’ wordt. De zeeschepen die in het Zwin voor anker gaan zijn voornamelijk koggen.

Beschrijving.


Kogge: model

De foto toont een model. Het is de reconstructie van een kogge (13, blz.76) op de basis van weergevonden scheepswrakken en van afbeeldingen op de zegels van verschillende Hanzesteden, ook op dat van Damme. Net zoals dat het geval is voor kerken en grote gebouwen uit die periode, worden constructietekeningen niet aangetroffen. Een mooi voorbeeld van zo’n zegel is dat van de Poolse havenstad Elbingen aan de Oostzee, nu Elblag: zie foto.


Zegel van de havenstad Elblingen (Elblag,Polen)

Op de foto (14) is een reconstructie te zien van een vrijwel onbeschadigde kogge. Het schip werd in 2012 geborgen in de Beneden-IJssel bij Kampen in Nederland. Het is een unieke historische vondst. Er zijn vrijwel nergens onbeschadigde exemplaren van handelsschepen uit deze periode gevonden. Het werd gebouwd in1340 met hout uit Denemarken, Frankrijk en Nederland.


Het schip heeft één mast met vierkant razeil. Boeg en achtersteven lopen recht en matig schuin op, de kiel is recht. Vóór en achter worden soms platforms aangebracht van waarop boogschutters het schip en zijn lading kunnen beschermen. Zoals dat ook nu meestal nog het geval is, is de lading meestal waardevoller dan het schip.

Zeer typisch is de dikbuikige romp, met hoog vrijboord.

(Het vrijboord is een maat voor hoe diep een schip veilig kan geladen worden)

De kogge is zeer breed voor zijn lengte. Dit maakt het schip zeer stabiel. Het heeft een groot ruim waarin een grote lading past. De lengte over breedte verhouding is 3:1.

Ter vergelijking: Viking langschepen hebben een lengte over breedte verhouding van 10:1. Zij zijn veel ranker en sneller maar hebben niet de stabiliteit en laadvermogen van de kogge.

De bodem van de kogge is plat wat het vaartuig zeer geschikt maakt om in de ondiepe wateren van de lage landen en Noord-Duitsland te functioneren.

Deze kogge heeft typische afmetingen: een lengte van 23.50 m, breedte 7 m, diepgang 2 tot 3 m en een nuttige last (in het maritieme jargon deadweight genoemd) van 130 ton: dat zijn toch 5 grote 20-tonners! Het had een bemanning van 20 personen. Dit type schip wordt soms ook wel de ‘Hanzekogge’ genoemd.

Een groot en relatief goed bewaard exemplaar van een kogge werd in 2000 in de buurt van DoelBelgië, gevonden, bij graafwerken aan het Deurganckdok van de Antwerpse Haven. Het schip is vervaardigd uit massief eikenhout van bomen die gekapt zijn in de winter van 1325-1326 in het noordwesten van Duitsland.

Oorsprong en evolutie.

De kogge is op zijn beurt het resultaat van een hele evolutie. De Vikingen kenden al een ‘dikbuikig’ scheepstype: de Knar, een zeeschip dat ze gebruikten voor het vervoer van vrachten.

Willem de Veroveraar leidde in 1066 de succesvolle en grootste amfibische operatie sinds de Romeinen bij de invasie van Engeland. Ook deze schepen hebben zeker een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de Kogge. Zij dienden een omvangrijke legermacht van 7000 man en 2000 paarden over het kanaal naar de Engeland te brengen.


Oorspronkelijk werd de huid van het schip gebouwd met overnaads geplaatste planken: clinker-built zoals links op de figuur. Later worden de planken tegen elkaar geplaatst: carvel-built zoals rechts op de figuur. Deze werkwijze geeft een sterkere huid voor het schip: schepen kunnen daardoor groter worden gebouwd en kan de snelheid verhogen: het schip wordt zeewaardiger. In een ruwe zee is het vooral de extra belasting op torsie – draaiing -  die de scheepshuid belast.

Op de kogge wordt ook voor het eerst een volledig doorlopend dek gebouwd, wat een grote bescherming biedt voor de lading maar ook de sterkte van de scheepsbalk gevoelig doet toenemen.

Een zeer belangrijke innovatie voor de scheepvaart is de invoering van het centrale roer. Deze innovatie werd ook toegepast op de kogge. Tot dan toe wordt een schip gestuurd met een roer geplaatst achteraan aan de stuurboordzijde van het schip.

(De stuurboordzijde van het schip ligt aan uw de rechterhand als je naar voor kijkt op het schip)

Deze uiterst belangrijke innovatie verhoogt in grote mate de zeil - en stuureigenschappen. Tot op heden is het centraal geplaatste roer nog altijd de meest efficiënte manier om een zeeschip te sturen.

De kogge ontwikkelt zich zo meer en meer tot een stabiel, betrouwbaar vrachtschip. Die evolutie voltrekt zich doordat de scheepsbouwers telkens de drie dimensies van het schip verhogen: lengte, breedte en diepgang. Deze evolutie kan wellicht het best geïllustreerd worden aan de hand van de toename van het laadvermogen.

In het jaar 1227 kent de toldienst in de Hanzestad Lübeck (13, blz. 78) drie categorieën: de klasse 1 tot 10 ton laadvermogen, klasse 2 tussen 10 en 24 ton laadvermogen en klasse 3 van 24 ton en meer. In het begin van de 14de eeuw is het gemiddelde laadvermogen al gestegen naar 80 ton en vanaf 1358 kende men nog slechts 2 klassen: die boven en onder 120 ton laadvermogen.

Deze schepen halen een snelheid van 3.5 knoop bij een windsterkte van 3 Beaufort (1 knoop is de snelheid van 1 zeemijl of 1852 meter die men aflegt in één uur), tot maximaal 6 knoop bij een windsterkte van 6 Beaufort.  Dat zijn snelheden van 6 tot 11 kilometer per uur, of afstanden van 150 tot 250 km per dag. Dat zijn snelheden en afstanden die bij transport aan land niet haalbaar zijn.

De Kogge en de Hanze

De Hanze is een samenwerkingsverband van handelaren en steden (Wikipedia, geraadpleegd 11 juni 2020). De enige bestaansreden van de Hanze is de handel. Op haar hoogtepunt omvat de Duitse Hanze 200 steden, waarvan 70 steden volledig deelnemen terwijl de overige associatieverdragen sloten. Zij bestrijken een uitgebreid gebied: de volledige Baltische Zee regio, Vlaanderen, Frankrijk, Engeland, Spanje en bij gelegenheid de Middellandse Zee. De Hanze heeft vier kantoren, waarvan het kantoor in Brugge het belangrijkste is. Brugge groeit in de 15de eeuw uit tot het Manhattan van West-Europa waar de banken zijn, waar het geld is, waar de knowhow is.

De kogge is hierbij een kapitaal element, de ruggengraat van de handel. Een essentieel onderdeel van de winstgevendheid is het feit dat er altijd voor een terugvracht gezorgd wordt. Zo is er bijvoorbeeld de drukbevaren driehoek export van bier, graan, wijn en textiel naar Bergen, van daar vis en hout naar Engeland, aansluitend wol naar Vlaanderen.

Er zijn van deze periode niet veel cijfers bekend over trafieken of hoeveelheden, maar hierbij toch enkele cijfers (13, blz. 78-79) die aangetroffen werden, behoorlijk indrukwekkend;

  • In 1386 verlieten 846 schepen, meestal Koggen, de haven van Lübeck
  • In datzelfde jaar vertrokken 598 schepen uit de haven van Hamburg
  • In het jaar 1481 zeilen er 1.100 schepen van Danzig naar de Lage Landen geladen met graan.
  • Op het einde van de 15de eeuw wordt het aantal schepen van de Hanze geschat op 1000, met een totaal laadvermogen tussen 60.000 en 80.000 ton.
  • De totale capaciteit van deze vloot wordt geraamd op - orde van grootte - 200.000 ton per jaar

Onder sterke druk van de alsmaar toenemende handelsstromen, maken de scheepsbouwers de Kogge voortdurend groter en performanter. Maar ze zal op haar beurt overvleugeld worden door meer geavanceerde scheepstypes als de Hulk, die op het einde van de 15de eeuw een capaciteit had van 300 ton. Vooral ook de Fluit, een revolutionair ontwerp, zal in de 16de eeuw de Kogge definitief verdringen: zie de foto.

(Revolutionair, lees: de lengte/breedte verhouding werd 6/1, i.p.v. de standaard 3/1 tot dan gebruikelijk. Het schip werd sneller en had meer draagvermogen)

 




36. Een Belgisch kanaal

  Op dit punt gekomen van de conferentie, ontvouwt de Maere een alternatief plan: een ‘Belgische kanaal’ inderdaad, dat Gent verbindt met ee...