De kogge is in
Noordwest-Europa bij uitstek het werkpaard op zee in de periode van de 13de,
14de en15de eeuw, wanneer Brugge het ‘New York van
West-Europa’ wordt. De zeeschepen die in het Zwin voor anker gaan zijn
voornamelijk koggen.
Beschrijving.
Kogge: model
De foto toont een model. Het is de reconstructie van
een kogge (13, blz.76) op de basis van weergevonden scheepswrakken en van
afbeeldingen op de zegels van verschillende Hanzesteden, ook op dat van Damme.
Net zoals dat het geval is voor kerken en grote gebouwen uit die periode, worden
constructietekeningen niet aangetroffen. Een mooi voorbeeld van zo’n zegel is
dat van de Poolse havenstad Elbingen aan de Oostzee, nu Elblag: zie foto.
Zegel van de havenstad Elblingen (Elblag,Polen)
Op de foto (14) is een reconstructie te zien van een vrijwel onbeschadigde kogge. Het schip werd in 2012 geborgen in de Beneden-IJssel bij Kampen in Nederland. Het is een unieke historische vondst. Er zijn vrijwel nergens onbeschadigde exemplaren van handelsschepen uit deze periode gevonden. Het werd gebouwd in1340 met hout uit Denemarken, Frankrijk en Nederland.
Het schip heeft één mast met vierkant razeil. Boeg en
achtersteven lopen recht en matig schuin op, de kiel is recht. Vóór en achter
worden soms platforms aangebracht van waarop boogschutters het schip en zijn
lading kunnen beschermen. Zoals dat ook nu meestal nog het geval is, is de
lading meestal waardevoller dan het schip.
Zeer typisch is de
dikbuikige romp, met hoog vrijboord.
(Het vrijboord is
een maat voor hoe diep een schip veilig kan geladen worden)
De kogge is zeer
breed voor zijn lengte. Dit maakt het schip zeer stabiel. Het heeft een groot
ruim waarin een grote lading past. De lengte over breedte verhouding is 3:1.
Ter vergelijking:
Viking langschepen hebben een lengte over breedte verhouding van 10:1. Zij zijn
veel ranker en sneller maar hebben niet de stabiliteit en laadvermogen van de
kogge.
De bodem van de kogge
is plat wat het vaartuig zeer geschikt maakt om in de ondiepe wateren van de
lage landen en Noord-Duitsland te functioneren.
Deze kogge heeft
typische afmetingen: een lengte van 23.50 m, breedte 7 m, diepgang 2 tot 3 m en
een nuttige last (in het maritieme jargon deadweight genoemd) van 130 ton: dat
zijn toch 5 grote 20-tonners! Het had een bemanning van 20 personen. Dit type
schip wordt soms ook wel de ‘Hanzekogge’ genoemd.
Een groot en relatief
goed bewaard exemplaar van een kogge werd in 2000 in de buurt van Doel, België,
gevonden, bij graafwerken aan het Deurganckdok
van de Antwerpse Haven. Het schip is vervaardigd uit massief eikenhout van
bomen die gekapt zijn in de winter van 1325-1326 in het noordwesten van
Duitsland.
Oorsprong en evolutie.
De kogge is op zijn
beurt het resultaat van een hele evolutie. De Vikingen kenden al een
‘dikbuikig’ scheepstype: de Knar, een zeeschip dat ze gebruikten voor het
vervoer van vrachten.
Willem de Veroveraar leidde in 1066 de succesvolle en grootste amfibische operatie sinds de Romeinen bij de invasie van Engeland. Ook deze schepen hebben zeker een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de Kogge. Zij dienden een omvangrijke legermacht van 7000 man en 2000 paarden over het kanaal naar de Engeland te brengen.
Oorspronkelijk werd de huid van het schip gebouwd met overnaads geplaatste planken: clinker-built zoals links op de figuur. Later worden de planken tegen elkaar geplaatst: carvel-built zoals rechts op de figuur. Deze werkwijze geeft een sterkere huid voor het schip: schepen kunnen daardoor groter worden gebouwd en kan de snelheid verhogen: het schip wordt zeewaardiger. In een ruwe zee is het vooral de extra belasting op torsie – draaiing - die de scheepshuid belast.
Op de kogge wordt ook
voor het eerst een volledig doorlopend dek gebouwd, wat een grote bescherming
biedt voor de lading maar ook de sterkte van de scheepsbalk gevoelig doet
toenemen.
Een zeer belangrijke
innovatie voor de scheepvaart is de invoering van het centrale roer. Deze
innovatie werd ook toegepast op de kogge. Tot dan toe wordt een schip gestuurd
met een roer geplaatst achteraan aan de stuurboordzijde van het schip.
(De stuurboordzijde
van het schip ligt aan uw de rechterhand als je naar voor kijkt op het schip)
Deze uiterst belangrijke innovatie verhoogt in
grote mate de zeil - en stuureigenschappen. Tot op heden is het centraal
geplaatste roer nog altijd de meest efficiënte manier om een zeeschip te
sturen.
De kogge ontwikkelt
zich zo meer en meer tot een stabiel, betrouwbaar vrachtschip. Die evolutie
voltrekt zich doordat de scheepsbouwers telkens de drie dimensies van het schip
verhogen: lengte, breedte en diepgang. Deze evolutie kan wellicht het best
geïllustreerd worden aan de hand van de toename van het laadvermogen.
In het jaar 1227 kent
de toldienst in de Hanzestad Lübeck (13, blz. 78) drie categorieën: de klasse 1
tot 10 ton laadvermogen, klasse 2 tussen 10 en 24 ton laadvermogen en klasse 3
van 24 ton en meer. In het begin van de 14de eeuw is het gemiddelde
laadvermogen al gestegen naar 80 ton en vanaf 1358 kende men nog slechts 2
klassen: die boven en onder 120 ton laadvermogen.
Deze
schepen halen een snelheid van 3.5 knoop bij een windsterkte van 3 Beaufort (1
knoop is de snelheid van 1 zeemijl of 1852 meter die men aflegt in één uur),
tot maximaal 6 knoop bij een windsterkte van 6 Beaufort. Dat zijn snelheden van 6 tot 11 kilometer per
uur, of afstanden van 150 tot 250 km per dag. Dat zijn snelheden en afstanden
die bij transport aan land niet haalbaar zijn.
De Kogge en de Hanze
De Hanze is een
samenwerkingsverband van handelaren en steden (Wikipedia, geraadpleegd 11 juni
2020). De enige bestaansreden van de Hanze is de handel. Op haar hoogtepunt
omvat de Duitse Hanze 200 steden, waarvan 70 steden volledig deelnemen terwijl
de overige associatieverdragen sloten. Zij bestrijken een uitgebreid gebied: de volledige
Baltische Zee regio, Vlaanderen, Frankrijk, Engeland, Spanje en bij gelegenheid
de Middellandse Zee. De Hanze heeft vier kantoren, waarvan het kantoor in
Brugge het belangrijkste is. Brugge groeit in de 15de eeuw uit tot
het Manhattan van West-Europa waar de banken zijn, waar het geld is, waar de
knowhow is.
De kogge is hierbij
een kapitaal element, de ruggengraat van de handel. Een essentieel onderdeel
van de winstgevendheid is het feit dat er altijd voor een terugvracht gezorgd
wordt. Zo is er bijvoorbeeld de drukbevaren driehoek export van bier, graan,
wijn en textiel naar Bergen, van daar vis en hout naar Engeland, aansluitend
wol naar Vlaanderen.
Er zijn van deze
periode niet veel cijfers bekend over trafieken of hoeveelheden, maar hierbij
toch enkele cijfers (13, blz. 78-79) die aangetroffen werden, behoorlijk
indrukwekkend;
- In 1386 verlieten 846 schepen, meestal Koggen, de haven van Lübeck
- In datzelfde jaar vertrokken 598 schepen uit de haven van Hamburg
- In het jaar 1481 zeilen er 1.100 schepen van Danzig naar de Lage
Landen geladen met graan.
- Op het einde van de 15de eeuw wordt het aantal schepen
van de Hanze geschat op 1000, met een totaal laadvermogen tussen 60.000 en
80.000 ton.
- De totale capaciteit van deze vloot wordt geraamd op - orde van
grootte - 200.000 ton per jaar
Onder sterke druk van de alsmaar toenemende handelsstromen, maken de
scheepsbouwers de Kogge voortdurend groter en performanter. Maar ze zal op haar
beurt overvleugeld worden door meer geavanceerde scheepstypes als de Hulk, die
op het einde van de 15de eeuw een capaciteit had van 300 ton. Vooral
ook de Fluit, een revolutionair ontwerp, zal in de 16de eeuw de
Kogge definitief verdringen: zie de foto.
(Revolutionair, lees: de lengte/breedte verhouding werd 6/1, i.p.v. de
standaard 3/1 tot dan gebruikelijk. Het schip werd sneller en had meer
draagvermogen)