Schematische
voorstelling van de erosie in het Nauw van Calais (24)
De erosie wordt veroorzaakt door de zeer sterke stromingen in het Kanaal. De producten ervan – zand, slib en grind - worden door deze zelfde stromingen meegevoerd en waar het Kanaal dan verbreedt, vertraagt de stroming en wordt een deel van deze erosie-producten reeds vroeg afgezet. De schets van Luc Zwartjes toont dit proces schematisch.
Erosie Cap
Gris-Nez
Aan
de TU Lille bestudeert men deze erosie van de Cap Griz-Nez (25). Aan de hand
van de beschikbare documentatie werd de erosie tussen 1947 en 1977 schematisch
voorgesteld. De dikte van de zwarte peilen zijn een maat voor de opgetreden
erosie: 1mm (in de oorspronkelijke publicatie) stelt 5 m voor. Op sommige
plaatsen is in 1977 de klif al 5 m, tot zelfs 8 meter op één plaats,
teruggedrongen.
2de Fenomeen van
Erosie: ontzanding van het strand.
Een
tweede fenomeen van erosie is de ‘ontzanding’ van het strand.
Wind,
stroming en golven brengen voortdurend zandkorrels op het strand in beweging en
komt er een zandtransport op gang langs de Kust dat van West naar Oost gaat,
van De Panne naar Knokke. De luchtfoto van de haven van Zeebrugge bij de
inleiding toont hoe massaal dit zandtransport zich voordoet.
Zoals
de onderstaande foto illustreert, kunnen stormen deze erosie van het strand op
spectaculaire wijze versnellen.
Storm Dieter van 13/01/2017 (Foto: De Standaard)
Deze
erosie van de stranden geschiedt zo systematisch dat de stranden dan ook op
gezette tijden opnieuw versterkt dienen te worden. Zonder ingrepen wordt de
duinenrij mettertijd doorbroken en lopen in de polders grote oppervlakten onder
water, zelfs tot in Brugge. Om deze bedreiging te remediëren halen baggerschepen
zand op zee en spuiten dat op het strand: zie de foto van de strandopspuitingen
in De Haan – Wenduine in de zomer van 2012,
Jan De Nul Group
3de
Fenomeen van Erosie: de Schelde.
Ook
de rivier de Schelde is een fenomeen van erosie.
Stromend water heeft de capaciteit om materiaal mee te voeren. Deze capaciteit is afhankelijk van de snelheid waarmee het stroomt. In de bovenloop van een rivier stroomt het water snel en voert het zowel grofkorrelig als fijnkorrelig geërodeerd materiaal mee. Op de bodem blijven slechts relatief grote keien achter, de rest wordt meegevoerd.
Scheldemonding (Google maps, 08/08/2016)
De haven van Zeebrugge situeert zich in de
Scheldemonding.
Sedimentatie
Zowel
bij de erosie in het Nauw van Calais, als op het strand komen massaal zand- en
slibdeeltjes vrij. Ze komen in de turbulente zeestroming terecht en worden al
zwevend meegevoerd. Van de Schelde komt dan weer een aanzienlijke hoeveelheid slib
in de kuststrook terecht.
(Bij definitie zijn slibdeeltjes in
diameter kleiner dan 63µ (of 0,001 mm), als ze groter zijn is het zand. Over
het grote verschil tussen zand en slib: zie ook artikel 17 ‘Verlanding en de
wetenschap’)
Onder
invloed van het regime van eb en vloed, komen ze tenslotte ergens terecht en
veroorzaken op sommige plaatsen ernstige hinder voor de scheepvaart die stevig
ingrijpen - t.t.z. baggeren - noodzakelijk maakt.
(Voor de relatie tussen getij en
verlanding: zie het artikel 17 ‘Verlanding en de wetenschap)
De
Vlaamse Banken
Van
de vloed – als de stroming van West naar Oost is gericht – wordt het Nauw van
Calais geleidelijk breder, de stromingssnelheid vermindert dan en de zwevende
zandkorrels zullen bezinken, de grofste korrels (zand) eerst. Dit mechanisme
verklaart het ontstaan van de Vlaamse Banken. De erosie van het kanaal en de
Vlaams banken zijn als een twee-eiige tweeling: gelijktijdig geboren en samen
gegroeid.
De nautische kaart toont de Vlaamse banken. Ze hebben allen dezelfde karakteristieken: langwerpig met ongeveer dezelfde oriëntatie Zuidwest - Noordoost. De Vlaamse Banken bestaan niet uitsluitend uit zand, er zijn ook grinddepots waarvan enkele commercieel belang hebben.
De
Vaarpassen op zee
De
schets brengt de Vaarpassen op zee in beeld. De drukbevaren Vaarpas Het Scheur geeft
toegang tot de Scheldehavens. De Vaarpas Het Zand wordt gebruikt voor het
scheepvaartverkeer van en naar Zeebrugge.
Regelmatige
baggerwerken zijn daarom noodzakelijk om de diepte en de positie van de
Vaarpassen te waarborgen.
Hierbij
dient opgemerkt dat, hoe dieper men de geul uitbaggert, des te vlugger de zee
zijn natuurlijk evenwicht – de oorspronkelijke diepte - wil herstellen en des temeer
onderhoudsbaggerwerk continu noodzakelijk blijft.
De
Schelde.
De
dynamiek van eb en vloed zorgt ervoor dat geërodeerd materiaal, afkomstig uit
het Kanaal of van de stranden, stelselmatig opschuift van west naar oost. Aan
de Kust verplaatst het zand zich van De Panne naar Zeebrugge en kruipt dan de
Schelde op, tegengesteld aan wat men intuïtief mogelijks denkt. De rivier is
wel een belangrijke bron van slib, maar niet van zand, integendeel de Schelde
ontvangt veel zand.
Vandaar
dat ook op de Schelde intensieve onderhoudsbaggerwerken noodzakelijk zijn
niet alleen om verondieping door zand te verhinderen maar ook om de rivier ‘op
zijn plaats’ te houden. Ook hier is de opmerking op zijn plaats dat
verdiepingen van de rivier ten bate van de scheepvaart meer
onderhoudsbaggerwerken vereisen.
Het
natuurreservaat van Het Zwin
Ook
het bekende natuurreservaat ontsnapt niet aan de continue verzanding. Vlaamse
en Nederlandse partners hebben samengewerkt om dit probleem aan te pakken. Belangrijke
ingrepen, die enkele jaren hebben geduurd, hebben de Zwingeul opnieuw breder en
dieper gemaakt en ook de oppervlakte van het natuurgebied werd uitgebreid.
De
Haven van Zeebrugge
De
foto aan het begin van dit artikel toont de continue stroming die bij eb en bij
vloed de havenmonding kruist. De stroming is zichtbaar beladen met zwevend erosiemateriaal,
met zand en met slib. Alhoewel ze samen in de stroming ‘hangen’, gedragen zand
en slib zich zeer verschillend. Zand zal, bij dalende stromingssnelheid, veel
vlugger bezinken dan slib: beiden hebben verschillende effecten, onafhankelijk
van elkaar. (Zie ook artikel 17 ‘Verlanding en Wetenschap)
Over
het Zand.
De
Voorhaven is getijgevoelig: grote hoeveelheden water stromen voortdurend de
haven in en uit. Van de vloed is het dan net alsof de dwarsstroming de haven
indraait. Terwijl ze dit doet vertraagt de stroming en zal het zand bezinken.
Tussen de havenhoofden wordt permanent een drempel van zand gevormd die snel
ondieper dreigt te worden. Tussen de havenhoofden is, wegens de dwarsstroming,
een zeer gevaarlijke plek voor een schip om vast te lopen: de drempel tussen
de havenhoofden dient voortdurend gebaggerd te worden.
Ook
de stranden die tegen de nieuwe westelijke en oostelijke strekdammen aanleunen
groeien gestadig aan bij zoverre dat men spreekt van ‘de Baai van Heist’, een
natuurreservaat van 36 hectaren. Niet alle effecten van de verlanding vormen
een probleem!
Over
het slib.
De
‘verslijking’ in de Voorhaven van Zeebrugge is gigantisch. In de huidige
situatie van diepgang zou de Voorhaven met 3 tot 4 meter verondiepen na een
jaar zonder baggeren. De aanslibbing is echt extreem. Sommige elementen helpen
om deze situatie te verklaren:
· - Zeebrugge is gelegen ter hoogte van de grootste ‘vertroebeling’
(turbiditeit) in het zeewater. Het slib is grotendeels afkomstig van de Schelde
en houdt in de monding een ‘wolk’ van troebel water in stand. Van de vloed is
de inkomende stroming in de Voorhaven daarom extra belast met slibdeeltjes.
(De positie van de haven
is destijds gekozen om de afstand tussen de kust en de gewenste diepte in zee
zo kort mogelijk te houden. Zie ook artikel 18 ‘Een nieuwe directe verbinding)
· - Het Leopoldkanaal en het Schipdonkkanaal lozen soms aanzienlijke
hoeveelheden friswater in de Voorhaven. Ook de Pierre Vandammesluis doet
dat met regelmaat. Het water in de Voorhaven is zout zeewater en de instroom
van friswater heeft twee gevolgen. Ten eerste provoceert de vermenging van
fris en zout water het uitvlokken en snel bezinken van de slibvlokken. Dit betekent
extra aanslibbing. Ten tweede komt het slib tot achter in de haven terecht: het
friswater veroorzaakt een zoute tong op de bodem die veel verder in de haven
reikt dan dat nodig zou zijn. (zie ook artikel 17 ’Verlandingen wetenschap’) Grote
hoeveelheden slib komen tot achteraan in de haven terecht en deze worden maar heel
gedeeltelijk of niet terug opgepikt van de eb.
Intensief baggeren is de enige remedie om de toegang
tot de Vlaamse zeehavens te vrijwaren. Dit geldt voor de Vaarpassen op zee,
voor de Schelde en bij uitstek voor de Voorhaven in Zeebrugge.
Dit verhaal maakt ook duidelijk waar de moeilijkheden vandaan
komen voor het maritieme Brugge in de Boergondische bloeiperiode, voor de havenbouwers in de 20ste eeuw en in de huidige tijd. Het is slechts aan het einde van de zeventiger
jaren dat de strijd tegen de verlanding succesvol kan gevoerd worden.