De
zeeschepen gaan dan wel voor anker in het Zwin, maar daarmee is hun lading nog
niet in het centrum van Brugge. Het is de taak van de Brugse ‘lichters’ - ze ‘lichten’
de lading van de zeeschepen - om goederen te vervoeren tussen het Zwin en het
centrum van de stad, of ook omgekeerd, want vertrekkende schepen worden ook
geladen met goederen voor de volgende haven. Bovendien hebben de zeeschepen ook
nood aan bevoorrading, herstellingen en aanvullingen, kortom aan het hele
spectrum van diensten die gepaard gaan met maritieme activiteiten.
De
lichters vervullen hierbij een essentiële rol.
In
de loop van de geschiedenis hebben zich zeer vele types van binnenschepen
ontwikkeld: ze verschillen in vorm, grootte, aandrijving, …. Elke regio, elk
stroomgebied heeft bij manier van spreken zijn eigen type lichter ontwikkeld
dat het best was aangepast aan de plaatselijke omstandigheden in de brede zin
van het woord. Dat zal ook in Brugge het geval zijn.
Echter,
documentatie over dit type ‘kleinere’ schepen in de periode die ons aanbelangt
– 12de tot 15de ‘eeuw - is schaars. De beschrijving van de omstandigheden
waarin de lichters dienen te functioneren, levert een mogelijk profiel op van
zo’n vaartuig.
Het profiel van de Brugse lichter.
Het Zwin, de sluis in Damme, het kanaal Brugge – Damme, de Dampoort, de
reien: dit zijn de bepalende omstandigheden voor het functioneren van de lichter tussen het Zwin
en het centrum van de stad.
Dikbuikig
Zeilschip
In het Zwin, waar de zeeschepen voor anker liggen, is een zeil
noodzakelijk. Voor
de andere manieren van voortbewegen is het Zwin niet geschikt. Om te bomen –
het vaartuig voortduwen met een lange ‘boom’ of paal - is het Zwin op vele
plaatsen te diep. Slepen lukt hier ook niet wegens de grote afstand tussen binnenschip
en eventuele boottrekkers aan de wal. Bovendien is er de complicatie van de
sleepkabel met voor anker liggende schepen. Voor roeiers is dan weer geen
ruimte wegens de lading. Bovendien zijn in het Zwin bijwijlen de
weersomstandigheden toch redelijk ruw: de lichter dient een zekere
zeewaardigheid te bezitten.
Diepgang
Prof.
Van Houtte (10, blz. 185) vermeldt dat de beschikbare waterdiepte op het kanaal
Damme – Brugge 7 voet bedraagt, ongeveer 2.0 meter. Omwille van de bewegingen
van het vaartuig en de onnauwkeurigheden van de diepte in het kanaal, is een kielspeling
van 2 voet geen overbodige luxe. Dit beperkt dus de maximale diepgang van een
lichter tot 1.5 m.
Aanrakingen
met de bodem tijdens het varen zijn absoluut te vermijden. Er kan schade
ontstaan aan het schip, maar vooral kan het vastlopen en zo de doorvaart voor
andere vaartuigen verhinderen.
Breedte
De
breedte van het vaarwater is dan weer bepalend voor de breedte – en dus grootte
- van de lichter. De breedtes van de reien in Brugge zijn hier maatgevend
wegens niet aanpasbaar: ze zijn ‘versteend’ en ze zijn ook niet uniform. De
breedte van de voornaamste reien - Groenerei, Sint-Annarei, Lange rei –
varieert tussen 13 en 15 meter.
(De Spiegelrei is hier een uitzondering met een breedte van 18 meter. Door de aanwezigheid van Tolhuis is dit mogelijks het drukst bezette deel van de haven: alle binnenkomende lichters dienen hier aan te meren. De locatie voor het tolhuis is mogelijks hier gekozen wegens de extra beschikbare ruimte)
· Breedte 3.50 m
· Lengte 10.50 m
· Holte 1.75 m
· Diepgang 0.88 meter.
· Laadvermogen ca. 12 tonnen gewicht
·
Breedte 4.6 m
·
Lengte 11.2 m
·
Diepte 2.3 m
·
Diepgang 1.1 meter.
·
Laadvermogen ca. 20 tonnen gewicht
Besluit.