vrijdag 27 november 2020

6. Het Zwin


In de dynamiek van de Kustvlakte speelt de verlanding een belangrijke rol, maar daarnaast is nog een hoofdrol weggelegd voor een ander fenomeen: stormen en stormvloeden. De foto werd genomen uit 'De krant van Westvlaanderen' en toont de zandafslag, of klifvorming, op het strand van Bredene door de storm Dieter van 14 januari 2017. Op korte tijd is een enorme hoeveelheid zand weggeslagen tot een hoogte van 2 en 3 meter. De baggeraars hebben nadien maanden werk gehad om het strand te herstellen door vanaf zee zand op te spuiten.



Strand van Bredene: zandafslag, klifvorming.

Het geeft een idee van de kracht en energie van een zware storm en de invloed ervan op de het strand en de kustvlakte.

Stormvloeden kunnen nog veel harder, en dodelijker, uithalen. Men spreekt van een stormvloed bij een zware storm met aanlandige wind. Aanlandige wind beukt recht in op de kust en stuwt het tij meters hoger dan normaal. Ingeval van springtij ontstaan er dan extreme situaties, met gevaar voor dijkdoorbraken en overstromingen. De gevolgen kunnen catastrofaal zijn zoals bij de watersnoodramp van 1 februari 1953. 

De stormvloed veroorzaakte een reeks dijkdoorbraken gevolgd door overstromingen in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden. Ook de binnenstad van Oostende stond onder water. 


Watersnoodramp 1953, overstromingsgebied (8)

Zo'n 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. Tienduizenden dieren verdronken, 4500 huizen en gebouwen werden verwoest en 200.000 hectare grond kwam onder water te staan. Het aantal slachtoffers wordt geschat op 2.500. 

Zulke stormen – men spreekt soms van een 100-jarige (of meerjarige) storm, dit is een storm die éénmaal in 100 jaar voorkomt – hebben de kustvlakte in onze streken meermaals geteisterd: de bekendste van deze stormvloeden is die van oktober 1134 waarbij het Zwin ontstaan is. Mede richting gegeven door de reeds bestaande dijken slaat deze stormvloed een diepe geul vanuit de zeeboezem Sincfal in zuidwestelijke richting, richting Brugge.


Het Zwin, nog niet gehinderd door verlanding (2, blz 23)

De nieuwe geul is niet alleen een ruime vaarweg voor de toenmalige zeeschepen, maar ze biedt tevens een veilige haven en ankerplaats voor talrijke schepen. Deze kunnen tot op een afstand van 5 km het centrum van de stad naderen. De Bruggelingen zullen als echte ondernemers een havenbedrijf ontwikkelen dat Brugge, op basis van maritiem transport, in de 14de en 15de eeuw mede zal maken tot het 'New York' van West-Europa.

dinsdag 24 november 2020

5. Het Oud Zwin


De oplossing die de Bruggelingen bedenken om hun markpositie te handhaven en te verbeteren is de bouw van een kanaal: het Oud Zwin. Het is de eerste bekende poging om het probleem van de verlanding op een drastische manier te omzeilen.

Het nieuwe kanaal verbindt Brugge met een geulenstelsel dat uitmondt in de zeeboezem Sincfal, die zich toen op de plaats van het Zwin en de monding van de Westerschelde bevond. Het lag enigszins meer noordelijker dan de Oostelijke Geul.

A. De Smet heeft de ligging ervan gereconstrueerd aan de hand van oude teksten. Zie het artikel 'Het waterwegennet ten Noordoosten van Brugge in de XIIIe eeuw (Oude Zwin, Reie en Zwin)' in de Revue Belge de Philologie et d'Histoire, Anneé 1933 pp. 1023-1059 (7).

Het waterwegennet  ten Noordoosten van Brugge in de XIIIe eeuw (5)

De monding bevindt zich in de nabijheid van Knokke en Cadzand. Het blijkt echter dat het kanaal wel goed geschikt is voor de afwatering van de polders, echter, na verloop van tijd blijkt het veel minder geschikt voor zeeschepen en dat is een handicap.
In het begin van de 12de eeuw, heeft de stad dus een ernstig probleem van toegankelijkheid voor zeeschepen, maar dan woedt er aanvang oktober 1134 een geweldige herfststorm en die stormvloed verandert de situatie grondig.

Er wordt een diepe geul geslagen: het Zwin.


36. Een Belgisch kanaal

  Op dit punt gekomen van de conferentie, ontvouwt de Maere een alternatief plan: een ‘Belgische kanaal’ inderdaad, dat Gent verbindt met ee...