In het jaar 851 wordt de Sint-Baafsabdij te Gent door de Vikingen geplunderd. Bij hun terugkeer uit Laon, waarheen ze gevlucht waren, maken de monniken een inventaris van kostbaarheden van de abdij, met o.a. een lijst van stukken die niet weergevonden worden. Eén ervan is een gouden kruis dat naar Brugge is gezonden: het is de vroegste vermelding van de naam Brugge.
Het is ook de eerste aanwijzing dat de Burg op dat moment al een tijd bestaat: kostbaarheden kunnen er blijkbaar veilig ondergebracht worden in tijden van Vikinggeweld. Dat is niet min en veronderstelt de aanwezigheid van een sterk bemand bolwerk. Dat komt niet zomaar uit de lucht gevallen. Echter, over zijn ontstaan en geschiedenis is – voorlopig? - niets bekend, in het bijzonder ook niet van de eventuele selectie van de locatie voor de Burg.
Zijn ligging op de kaart van de toenmalige machtscentra - Gent, Kortrijk, Doornik - is marginaal. De Burg ligt op de grens van twee Frankische pagi. Bovendien loopt de grens tussen twee bisdommen – Utrecht en Doornik - bij manier van spreken dwars door de Burg. De Onze-Lieve-Vrouwkerk (bisdom Utrecht) en de Sint Salvatorskathedraal (bisdom Doornik) liggen heden ten dage nog altijd maar amper 200 meter uit elkaar.
Hoe komt men ertoe, uitgerekend op deze locatie, een sterk bolwerk tot stand te brengen.
Het landschap
De figuur 1 (6 blz. 142) toont een reconstructie van het landschap in de 8ste en de 9de eeuw.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling, hebben de Romeinen hier een sterke aanwezigheid met o.a. militaire kampen in Oudenburg en Aardenburg. Beide kampen zijn verbonden door een weg die aangelegd is boven op de top van een duinenrij. Deze duinenrij vormt de grens tussen de achterliggende zandstreek en het getijdegebied[2]. Langsheen deze oost - west as treft men meerdere vindplaatsen aan van Romeinse aanwezigheid.
Een tweede belangrijk element is de Reie. De rivier de Reie ontspringt in de zandstreek en evacueert het water ervan, doorheen het getijdengebied naar zee. Daarvoor snijdt hij door de duinenrij, waar hij ook deze vroegere Romeinse heerweg dwarst. Deze ‘doorbraak’ van de Reie vindt plaats ter hoogte van de locatie van de Burg. Van dat punt vertrekken er twee geulen: een oostelijke geul en de Blankenbergse geul. Aanvankelijk is deze laatste geul de verbinding van Brugge met de zee. Het verlandingsproces en de bouw van dijken zal dit gaandeweg verhinderen en de oostelijke geul zal de functie overnemen. (Zie ook de artikels in dit blogspot nr. 4 en 5: 'De oostelijke geul' en 'Het oud Zwin')
Figuur 1
Ter referentie is ook de huidige kustlijn aangeduid in de figuur. Ter hoogte van de plaats waar de Reie de duinenrij doorsteekt naar het getijdengebied en de zee, is het getijdengebied 20 km breed.
Een derde element zijn de strandwallen die het getijdegebied
afzonderen van de zee. Zij vallen samen met het huidige strand.
(Een strandwal is een door de branding opgeworpen, boven het zeeniveau liggende, zandbank. Een strandwal is langgerekt, enkele meters hoog en ligt evenwijdig aan de kust: nl.wikipedia.org )
Het getijdengebied wordt tweemaal daags overstroomt bij vloed. Het gemiddelde tijverschil tussen hoogwater (vloed) en laagwater (eb) bedraagt aan de kust 4.50 meter, maar kan oplopen tot meer dan 6.0 meter bij zwaar stormachtig springtij en stormvloed. Dat tijverschil is aanzienlijk en de getijwisseling – 4 maal daags - genereert grote stromingen langs de kust en in het getijdengebied en deze verplaatsen op hun beurt grote massa’s slib en zand.
Het getijdengebied evolueert dus voortdurend. Het wordt dagelijks blootgesteld aan ‘verlanding’. Meer specifiek is dat verzanding tussen de strandwallen en aanslibbing van de achterliggende geulen. Het verhaal van de verzanding van het Zwin in de 13de, 14de en 15de eeuw past volledig in dit kader. Ook stormen kunnen plotse en grote veranderingen in het gebied teweegbrengen: zie het ontstaan van het Zwin in de eerste helft van de 12de eeuw.
De duinenrij is een dekzandrug die gevormd is in de laatste ijstijd enkele duizenden jaren vóór onze tijdrekening. Vergeleken met het getijdengebied, zijn Zandstreek en duinenrij niet blootgesteld aan de getijden en stabiel genoeg om bewoning en landbouw toe te laten.
Kenmerken van de Burg locatie
Veilig niveau
De locatie ligt dus op de top van een duinenrij. De hoogte ervan in de 9de eeuw is niet bekend. Maar op de actuele hoogtekaart van België, die men kan vinden op de website van Geopunt - www.geopunt.be - kan men nagaan dat de actuele hoogte van het plein op de Burg 8 meter TAW[3] bedraagt[4]. Het hoogste zeeniveau bij springtij is 6.20 m. Dit bevestigt dat de top van de duinenrij voldoende veiligheidsmarge tegen overstromingen en stormschade biedt met het oog op een permanente vestiging. Dit zal in de 9de eeuw door langjarige observatie ook bekend zijn geweest.
De Reie
De rivier de Reie is de levensbelangrijke permanente bron van zoetwater voor de Burg. De (freatische) grondwaterlaag in deze omgeving is, door de nabijheid van de zee, vies en zoutachtig, ongeschikt voor menselijke en dierlijke consumptie. (2)
De Reie zorgt er ook voor dat men toegang heeft tot de zee, in eerste instantie via de Blankenbergse geul, later via de oostelijke geul en het oud Zwin. In de vroege middeleeuwen is de interregionale handel in het kustgebied van belang[5]. Het Lofdicht op koningin Emma uit ca. 1040 laat besluiten dat gedurende een aanzienlijke periode meerdere zeeschepen ter zelfder tijd dicht bij de Burg veilig konden aanleggen, dat de Burg dus een natuurlijke zeehaven had: omgeving Spiegelrei?
Via de Reie is ook scheepvaartverkeer met het hinterland mogelijk, belangrijk voor de bevoorrading van de Burg.
De locatie op de Romeinse heerweg verschaft de Burg directe toegang tot het vroegmiddeleeuwse Europese wegennet, van militair belang en vooral ook van belang voor de handel.
De dekzandlaag die vormgeeft aan de duinenrij, verschaft een stabiele fundering voor grote gebouwen, zoals bijvoorbeeld voor een burcht, voor muren, versterkte poorten, torens, goederenopslagplaatsen… . Dat is helemaal niet vanzelfsprekend in deze streken. Later zal men op deze grond het Belfort kunnen bouwen, en de kerktorens van de kathedraal en de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
Besluit
De locatie van de Burg bezit een uitzonderlijk samengaan van eigenschappen. Het is dan ook welhaast onvermijdelijk dat op deze plaats al in de vorige eeuwen – vóór het jaar 851 - ontmoetingen plaatsvonden, dat er handel werd gedreven, dat een nederzetting ontstond: zie ‘Op het Raakvlak’, blz. 112 (1)
De bouw van de Burg voegt de noodzakelijke veiligheid en stabiliteit toe aan deze locatie en bezorgt ze, om in economische termen te spreken, een grote meerwaarde. De latere spectaculaire expansie van de stad Brugge, zal dit bevestigen.
Het is redelijker aan te nemen dat de locatie van de Burg spontaan is tot stand gekomen, wegens haar unieke stel eigenschappen, dan dat ze de keuze zou zijn van één of meerdere personen.
De toenmalige elite heeft echter gaandeweg het potentieel en de aantrekkingskracht van de locatie bemerkt en ontwikkeld ondanks het moeilijke terrein.
[1] Een pagus of gouw, was een bestuurlijke eenheid in
de Frankische tijd.
[2] Getijdengebied valt bij eb
voor een groot deel droog en valt bij vloed onder water.
[3]
Tweede Algemene Waterpassing
[4]
Ter vergelijking de markt van Damme ligt op 6.2 m TAW, Lissewege en Dudzele op
4,2 meter.
[5]
Zie Yann Hollevoet en Dries Tys in Raakvlak (6), blz 112-113